Na Fëanor’s dood nam Fingolfin het Koningschap van alle Noldor in Midden-aarde op zich. Hij sloot een bondgenootschap met de andere Elfen, waaronder de zonen van Fëanor en Thingol. Dat was nodig, want Morgoth besloot de kracht en de waakzaamheid van de Elfen te testen. Hij deed dat in de Dagor Aglareb, wat de Glorieuze Slag betekent. Het was het begin van het beleg van Angband.
Zo’n halve eeuw later begon Morgoth een nieuwe aanval met grote rivieren van vlammen, de Dagor Bragollach, de Slag van de Plotselinge Vlam. Glaurung, de vader van de Draken, verscheen met Balrogs en Orks in aantallen die de Noldor nog nooit hadden gezien. Het beleg van Angband werd gebroken. Fingolfin dacht dat de totale vernietiging van de Noldor een feit was en reed in woede en wanhoop naar Angband. Hij daagde Morgoth uit voor een gevecht. Morgoth kwam, al was het niet van harte. Fingolfin verwondde Morgoth zeven keer. Maar door vermoeidheid struikelde hij en Morgoth won. Met een laatste wanhopige slag wist Fingolfin nog een voet van Morgoth af te hakken.
Fingon, de oudste zoon van Fingolfin, werd nu de Hoge Koning van de Noldor in Midden-aarde. Na 17 jaar volgde de Nirnaeth Arnoediad, de Slag van de Ongetelde Tranen. Heel Angband stroomde leeg, maar alleen door het verraad van de Mensen werden de Elfen verslagen. De huizen van Bëor, Hador en Haleth blijven trouw aan de Elfen, maar velen van de Oosterlingen vluchtten en een aantal loopt zelfs over naar Morgoth. Zij vielen de achterhoede van de Elfen aan. Fingon werd gedood door Gothmog, Heer van de Balrogs.
Turgon, de tweede zoon van Fingolfin, werd de Hoge Koning. Hij ontsnapte naar de verborgen stad Gondolin, die hij in het diepste geheim heeft laten bouwen. De triomf van Morgoth was groot. Het rijk van Fingon was niet langer, de zonen van Fëanor waren verspreid en het bondgenootschap verbroken. Toch kon Morgoth er niet echt van genieten, want Turgon was ontsnapt en hij voorvoelde zijn ondergang, die van Turgon zou uitgaan.
Enige tijd voor Nirnaeth Arnoediad hadden Beren, zoon van Barahir en Lúthien, dochter van Thingol en Melian, een Silmaril uit de kroon van Morgoth weten te bemachtigen. Deze werd in het Halssnoer van de Dwergen gezet, de Nauglamír. Uiteindelijk kwam de Nauglamír in handen van Dior, de zoon van Beren en Lúthien. De zonen van Fëanor kwamen er achter dat in Doriath een Silmaril was. Onverwachts verschenen ze in Menegroth en kwam het tot een tweede slachting tussen Elfen. De Silmaril vonden ze niet, want die was in handen van de dochter van Dior, Elwing. Zij vluchtte naar de mondingen van de rivier de Sirion bij de zee.
De Mens Tuor en de Elf Voronwë vonden de verborgen stad Gondolin met hulp van Ulmo, de Heer van de zee. Tegen het advies van Ulmo bleef Tuor met zijn volk in Gondolin. Tuor trouwde met Idril Celebrindal, de dochter van Turgon. Ze kregen een zoon, Eärendil. Door verraad wist Morgoth achter de ligging van Gondolin te komen en de stad werd compleet verwoest. Idril, Tuor en Eärendil wisten te ontkomen, maar Turgon werd gedood. Ze vestigden zich dicht bij de mondingen van de Sirion. Eärendil werd daar verliefd op Elwing, ze trouwden en kregen twee zonen, Elros en Elrond.
Gil-galad was nu de Hoge Koning van de Noldor in Midden-aarde. Círdan, een Telerijnse Elf, bouwde een schip voor Eärendil. Daarmee reisde hij veel op zee, verlangend zoekend naar Tuor en Idril, die naar het Westen waren vertrokken. De overgebleven zonen van Fëanor kwamen weer om de Silmaril te bemachtigen. Opnieuw leidde dit tot een slachting tussen Elfen. Elwing stortte zich met de Silmaril in zee, maar met de hulp van Ulmo bereikte ze Eärendil, die op zee was.
Eärendil vond met de Silmaril op zijn voorhoofd de weg naar Valinor. Hij vroeg daar vergiffenis voor de Noldor en om hulp voor de nood van de Mensen en de Elfen. Zijn verzoek werd ingewilligd. De laatste grote slag volgde, de Oorlog van Gramschap. Het leger van de Valar vernietigde onder leiding van Eönwë, een van de machtigsten onder de Maiar, haast alle Balrogs. Talloze legioenen Orks werden weggevaagd, als verdorde bladeren door een sterke wind. Morgoth werd opnieuw gebonden en de overgebleven Silmarillen werden uit zijn kroon gehaald. De Valar wierpen hem tenslotte achter de Muren van de Wereld in de Tijdloze Leegte.
De laatste twee zonen van Fëanor stalen de Silmarillen, maar hadden er geen plezier van. De juwelen brandden in hun handen. Maedhros wierp zich van pijn en wanhoop met Silmaril en al in een gapende afgrond, gevuld met vuur. Maglor wierp zijn Silmaril in zee. Alleen de Silmaril op het voorhoofd van Eärendil bleef schitteren als hij met zijn schip Vingilot langs de hemel reisde.