De Hobbit

Tolkien verzon verhaaltjes voor zijn kinderen die hij voor het slapengaan vertelde. Een daarvan was De Hobbit. De kinderen waren meteen verliefd op de hobbits, een volkje van kleine lieden met grote behaarde voeten en een passie voor lekker eten, pijproken en gezelligheid. De hoofdpersoon van het verhaal is Bilbo Balings, een gezapig, burgerlijk persoontje. Hij doet niets liever dan een pijpje roken in het zonnetje voor zijn woning in de Gouw.

Hij haalt het niet in zijn hoofd om op avontuur te gaan. Maar voordat Bilbo zich goed realiseert wat er gebeurt, is hij samen met de tovenaar Gandalf en dertien dwergen op weg naar de Eenzame berg. Zij willen daar een grote schat bemachtigen, die de draak Smaug bewaakt. Samen beleven zij vele avonturen. De schat wordt veroverd en de draak verslagen. Bilbo vindt ondertussen ook nog een kostbare ring.

Op 21 september 1937 verscheen De Hobbit in druk. Door een toeval was het verhaal onder de aandacht gekomen van de Londense uitgeverij Allen & Unwin. Directeur Stanley Unwin liet het verhaal aan zijn tienjarige zoon Rayner lezen. Zijn recensie was positief. Al snel bereikte het boek een groot publiek, ook al was het eigenlijk een sprookjesverhaal. Ook veel volwassenen, die geboeid werden door de Hobbits en de prachtige verteltrant vanTolkien. De kritieken waren lovend. Een recensent schreef: “De achtergrond van het verhaal bevat vele stukjes authentieke mythologie en magie, en het boek heeft een uitzonderlijke kwaliteit van stijl”. Nog in hetzelfde jaar verscheen een tweede druk van De Hobbit. Geen wonder dat de uitgever aan Tolkien liet weten: “Geef ons meer hobbits!”. Op 16 december 1937 schreef Tolkien aan Allen & Unwin dat hij het schrijven van een vervolg van The Hobbit in overweging zou nemen. Drie dagen later liet hij weten: “Ik heb het eerste hoofdstuk geschreven van een nieuw verhaal over de hobbits: Een lang verwacht feest”.

In 1960 verscheen The Hobbit in het Nederlands, vertaald door Max Schuchart.